Beeldvorming

Beeldvorming in de Homeopathie, het leren denken in beelden.

Onderstaande betreft een artikel in Dynamis, nummer 24, December 2000.

Het artikel wordt als volgt ingeleid: Op de 'Hogeschool Voor Natuurgeneeswijzen Arnhem' (HVNA) wordt nu voor het achtste jaar de systematiek van de beeldvorming op een methodische wijze onderwezen. De HVNA leidt op tot homeopaten en natuurgeneeskundige. A.V., docent filosofie, beschrijft zijn zoektocht naar een didactisch instrument om de beeldvorming systematisch, methodisch en logisch te kunnen onderzoeken, dan wel aan te leren. We plaatsen dit artikel hier ter illustratie van onze zoektocht naar een systeem dynamisch onderbouwde beeldvorming.

De eerste twee jaar vormen de propedeuse waarin studenten kennismaken met de geheel eigensoortige logiek van de beeldvorming.; anders dan de logica van de begripsvorming. In deze leerfase leren de studenten o.a. hun eigen levensloop zodanig te onderzoeken dat ze op grond van hun denkstijl, leerstijl en leerroute hun keuze voor de specialisatie kunnen onderbouwen.

Naast een bepaalde affiniteit en of persoonlijke voorkeur voor deze of gene specialisatie is het van belang om voor de studenten ook inzichtelijk te maken hoe homeopaten in principe anders werken en werken dan natuurgeneeskundigen. Nu is deze gedachte zeker geen gemeengoed, laat staan dat in de onderscheiden disciplines van de homeopathie en de natuurgeneeskunde systematisch is nagedacht over het kentheoretisch statuut van de beeldvorming.

Immers, zowel een homeopaat als een natuurgeneeskundige dienen via hun anamnese, op basis van empirische gegevens, symptomen, te komen tot een coherente en consistente beeldvorming. Ze dienen dit proces op een bepaalde wijze te leren en eigen te maken. Nu doet zich de vraag voor hoe homeopaten in hun beeldvorming anders tot het ziektebeeld komen dan natuurgeneeskundigen? Dat wordt op de HVNA onderzocht en krijgt al toetsend experimenteel vorm: dit ontwikkelingsproces is nog volop gaande. (noot ter aanvulling: dit onderzoeksproces werd in 2012 helaas abrupt afgebroken)

Beeldvorming

Heel de methodiek, systematiek en logiek van de beeldvorming is in feite een onontgonnen terrein in beide disciplines. Op zich leren studenten wel een zekere vaardigheid om in beide disciplines te komen tot een bepaalde mate van beeldvorming; ze zouden immers anders niet kunnen komen tot een bepaalde aanpak en behandeling van de cliënt. De praktijk van homeopathie en natuurgeneeskunde laat echter een ongelooflijk gamma zien van stijlen en scholen. Een bepaalde vorm van beeldvorming wordt vakinhoudelijk wel aangeleerd, maar de mogelijkheid om deze beeldvorming ook kritisch reflexief te kunnen toetsen wordt ontbeerd.

Wat nu maakt beeldvorming tot leren denken in beelden? Op welke wijze kan de beeldvorming kritisch onderzocht worden? En hoe kan onderzoek de soms iewat fragmentarische, onderwijskundige aanpak inzake beeldvorming optimaliseren?

Beeldlogische benadering

Wat echter wordt onder beeldvorming verstaan? Hoe verhouden beeldvorming en begripsvorming zich tot elkaar? Wat is het verschil tussen een beeld en een begrip? Hoe kan de beeldvorming de logica van de begripsvorming opnemen en verruimen? Het is hier niet de plaats om dat funderend uit te werken, maar niettemin moeten die vragen gesteld worden om helder te krijgen wat nu het springende verschilpunt is tussen een geneeskundig wetenschappelijke en begripslogische benadering van de werkelijkheid enerzijds en een beeldlogische benadering zoals dat gestalte krijgt in homeopathie en natuurgeneeskunde anderzijds. Blijkbaar heeft er een omslag plaats gevonden in het denken van de mens. Een omslag die Hahnemann van biochemicus tot homeopaat in alle eenzaamheid al doende heeft voltrokken. Zo een omslag noemen we een paradigmawisseling.

Paradigmawisseling

Deels onbewust en deels bewust van de betekenis van deze paradigmawisseling heeft hij methodische aanwijzingen gegeven om anders te leren kijken naar feiten en fenomenen in menselijke gedragingen, zowel met betrekking tot ziek zijn als tot gezond zijn. Het is hier niet de plaats om al zijn inzichten de revue te laten passeren, onder homeopaten zijn ze genoegzaam bekend.

Zoals gebruikelijk vinden er ontdekkingen plaats zonder dat de ontdekker helemaal in de gaten heeft wat hij exact anders doet dan zijn voorgangers. Zeker wist hij van een zeker verschil, maar de kentheoretische fundering van die omslag is pas veel later in wetenschapstheorie en kentheorie, domeinen van filosofisch onderzoek, aan het licht getreden. Deze inzichten zijn echter nooit vertaald naar het leerproces als zodanig. Men kan nog steeds op de oude beproefde wijze homeopaat worden, door 'eenvoudig', met vallen en opstaan Hahnemann's methode en die van zijn opvolgers te leren navolgen.

Wetenschappelijk onderbouwen

Ook al hebben opvolgers het nodige weten toe te voegen en of te veranderen, toch moet men constateren dat men zich nooit rekenschap heeft gegeven van het bestaansrecht van zo een fundamenteel nieuwe methode, naast die van de wetenschappelijk onderbouwde geneeskunde bijvoorbeeld. Nu wordt het bestaansrecht vaak gekoppeld aan het adagium dat wat werkt ook waar en juist kan zijn.

Dat wat werkt, heeft zeker recht van spreken, maar het is eerder gebruikelijk dan uitzonderlijk dat er naast verwarring over de juiste methode ook vele meningsverschillen bestaan tussen elkaar betwistende stromingen en scholen. Op zich is daar niets tegen, aangezien verder onderzoek bevorderlijk kan uitwerken, maar dan moet men wel van elkaar weten waarop de grondslagen van de homeopathie nader onderzocht dienen te worden. Zo niet, dan blijken rivaliserende scholen en stromingen, gekoppeld aan hun uitvinder, vaak een willekeurig modieus bestaan te leiden. Om nog maar niet te spreken over de gemiste kans gezamenlijk, de klassiek homeopathische impuls, krachtig in de wereld te zetten.

Kakofonie

Homeopaten in opleiding signaleren al jaar en dag deze kakofonie en ook zij krijgen niet helder wat nu de expliciete grondslagen zijn binnen hun discipline, zeker niet als ze wederom op basis van affiniteit hun willekeurige keuzen achterna gaan. Tussen de paragrafen van het 'Organon' blijkt nog voldoende ruimte om de eigen interpretaties een plek te geven.

Precies om deze reden is het van zeer groot belang om de positie van de homeopathie (en ook van andere disciplines zoals bijvoorbeeld de natuurgeneeskunde en andere) in de ontwikkeling van het denken te traceren en te positioneren naast het begripslogisch onderbouwde wetenschapsbedrijf van bijvoorbeeld de reguliere geneeskunde. Nog los van de spreekwoordelijke verwarring en miscommunicatie tussen deze domeinen, is het van belang om in dit voorbeeld homeopaten - of op zijn minst docenten - zodanig op te leiden, dat ze niet alleen weet krijgen van hun specifieke vaardigheid, maar ook zicht krijgen op wat Hahnemann beslissend heeft ingezet en nu wetenschapstheoretisch is omschreven als een paradigmawisseling. Daarmee staat de homeopathie pas aan het begin om alsnog zijn maatschappelijke reikwijdte te tonen.

Hahnemanns omslag

De manier van waarnemen en denken is tijdens Hahnemanns leven en werken beslissend veranderd, dat moge duidelijk zijn. Maar wat is er in zijn denken en waarnemen nu exact veranderd? Hoe kunnen we deze verandering rationeel zichtbaar en denkbaar maken? En wel zo dat aanstaande homeopaten ook zicht krijgen op de kentheoretische onderbouwing van hun discipline, niet alleen om met collega's homeopaten en collega's artsen zinvol te kunnen communiceren, maar ook om bewust te worden van het leer- en denkproces dat ze moeten ontwikkelen teneinde het vak te kunnen uitoefenen.

Met andere woorden, wat hebben aanstaande homeopaten in hun opleiding nodig om in dialoog met zichzelf en met anderen te werken aan de vorming en ontwikkeling van hun vakbekwaamheid? Wat doen en denken zij nu anders dan wetenschappelijke onderzoekers in de geneeskunde om ons maar eerst tot dit domein te beperken? Maar al te vaak worden regulier medische gewoonten aangemeten, die de eigen aard van de klassieke homeopathie of natuurgeneeskunde wezensvreemd zijn.

Feiten waarnemen en denken

Laten we eerst een zeker overeenkomst benoemen. Hippocrates heeft voor alle richtingen reeds het waarnemen van de feiten en het denken als grondslag voor de geneeskunde geponeerd. Ook in de klassieke homeopathie dient de homeopaat zich te houden aan concreet afgrensbare symptomen, die feitelijk aantoonbaar dienen te zijn, dan wel na te speuren zijn in menselijke gedragingen en wel op fysiek, psychisch en geestelijk niveau. Dit drieledige onderscheid maakt ook meteen het eerste verschil duidelijk: symptomen worden door homeopaten en natuurgeneeskundige niet specifiek tot het fysiek lichamelijke niveau gereduceerd. De samenhang met andere niveaus in menselijk gedrag doet de vraag rijzen - en niet alleen in de reguliere geneeskunde - in hoeverre de symptomen controleerbaar zijn? Met controleerbaar wordt bedoeld dat een mogelijk oorzakelijk verband feitelijk experimenteel bewezen dient te worden.

Een hier komt een tweede verschilpunt aan het daglicht: denkt de homeopathie in oorzakelijkheidsverbanden of in analogieverbanden? Analogie betekent letterlijk, dat wat op het ene niveau plaatsvindt, zijn weerslag vindt op het andere niveau, niet meteen als veroorzakend, maar als mogelijk samenhangend. Maar hoe moet die samenhang nu geduid worden als er niet een direct oorzakelijk verband op het vlak van de symptomen te constateren valt? Is die samenhang niet eerder gedroomd of beter gezegd verbeeld?

Valt deze samenhang nu ook te denken en wel niet meer te denken in begrippen en feiten alleen, maar ook een rationeel denken in fenomenen en beelden?

Beelddenken

Hoe kan die samenhang systematisch denkend in beeld gebracht worden? Let men daarbij op de te isoleren feitelijke symptomen of let men juist op de mogelijke verbanden die tussen die feitelijke symptomen gedacht kunnen worden. Maar als men dat kan denken, hoe kan men dan dat denken controleren, anders dan alleen aan de feitelijke symptomen? Men moet dan niet zozeer experimenteel bewijzen, maar men moet het denken aan een feitelijk onderzoek onderwerpen. Want hier komt een derde verschilpunt aan het licht.

Daar waar de wetenschapper enerzijds denkt in begrippen en zijn gedachtegang op haar logica controleert - al of niet gerelateerd aan feiten - daar denkt de homeopaat in beelden al of niet gerelateerd aan de mogelijke verbanden tussen bepaalde feiten. In dit opzicht kunnen we dan ook beter spreken van fenomenen, aangezien bepaalde feiten, in hun samenhang bezien, zich clusteren tot een fenomeen. Een een fenomeen is datgene wat zichzelf laat zien, mits men er oog voor leert krijgen.

Hoe krijgt men daar oog voor? Hoe kunnen bepaalde sleutel fenomenen beslissend gegroepeerd worden tot een homeopathisch beeld? In een beeld krijgen al die fenomenen, gebaseerd op feitelijke symptomen, pas hun beslissende samenhang. Dan komt het erop aan om te onderzoeken hoe nu deze beeldvorming geschiedt en wel anders dan de begripsvorming.

Synthetiseren

Begripsvorming berust ruwweg op het vermogen van het denken om te analyseren, beeldvorming echter berust ruwweg op het vermogen van het denken om te synthetiseren, mogelijke verbanden te denken. Dit onderscheid is even voor het gemak simplificerend, het zit zonder meer complexer in elkaar, aangezien deze twee wijzen in het denken complementair zijn. Hoe kan het denken in beelden getoetst worden, anders dan het denken in begrippen?

De wijze waarop we met begrippen kunnen werken, heeft de wetenschap streng uitgewerkt in de logica. Strenge regels dienen dit proces te bewaken. Gelden deze regels ook voor de beeldvorming of gelden daarvoor andere aanvullende regels? In de praktijk van de homeopathische beeldvorming worden homeopaten genoegzaam vertrouwd gemaakt met hun methodische regels, anders kunnen ze het vak niet uitoefenen. Maar kunnen deze regels ook getoetst worden als rationeel te denken operaties? Een protocol om bepaalde regels juist toe te passen, is niet voldoende. Hoe komt dit homeopathische protocol tot stand?

Om het klassiek homeopathische protocol te kunnen onderzoeken, moeten we het denken in beelden onderzoeken. En dit onderzoek gaat van de premisse uit, dat denken in beelden net zo systematisch, methodisch en logisch kan geschieden als het denken in begrippen, maar dan anders. Om het simpel te stellen: het gaat niet meer alleen om het vaststellen van de inhouden, het wat van de objecten, feiten en symptomen, het gaat ook om het hoe, het proces waarlangs een beeld al denkend gevormd kan worden. Denken in beelden kan net zo rationeel en wetenschappelijk onderzocht worden als het denken in begrippen. De verbindende term is dan het denken zelf.

Eerste aanzet

Wat gebeurt er nu in het denkproces wanneer een homeopaat zich een beeld vormt? Kan een andere homeopaat, rationeel denkend, op overeenkomstige wijze te werk gaan? Beeldvorming staat in de wetenschap onder verdenking; als hypothese vorming wordt ze wel gedoogd, maar uiteindelijk moet het experimentele bewijs de grondslag verlenen voor deze hypothese, die dan verder uitgebouwd kan worden tot een theorie. Hoe kan nu beeldvorming onderzocht en inzichtelijk gemaakt worden als een rationeel onderbouwd denkproces?

George Vithoulkas heeft met zijn analysemethode hiertoe een eerste aanzet gegeven. Hij heeft de afzonderlijke componenten van het beeld onder woorden gebracht en deze in een zekere hiërarchie ten opzichte van elkaar geplaatst. Hij blijft hiermee echter nog in een reguliere traditie staan, omdat hij het beschikbare ziektebeeld achteraf analyseert en het primaire synthetische proces van de beeldvorming niet expliciteert tot beeldenken. Dit proces blijft ook tijdens de anamnese, in de ontmoeting tussen patiënt en homeopaat, zich op een intern en halfbewust niveau af te spelen. Daardoor kan de gebezigde beeldvorming - te verstaan als het leren denken in beelden - niet getoetst worden middels beeldlogische regels.

Ordeningsvermogen

Blijkbaar dienen we dit denken in beelden nog grondig te onderzoeken op haar validiteit. Voor een deel heeft dit onderzoek in de afgelopen jaren op de HVNA plaats gevonden. Door dit onderzoek kunnen we al doende de regels formuleren op grond waarvan beeldvorming denkend kan plaats vinden. Deze regels bepalen samen hoe men al denkend orde kan scheppen tussen zeer uitlopende fenomenen. Beeldvorming kan dan uitgroeien tot een systematisch, methodisch en logisch te denken ordeningsvermogen,

Dit vermogen om denkend te ordenen stoelt, vreemd genoeg, slechts op een beperkt aantal regels op grond waarvan je heel veel soorten beelden kunt vormen. Elk beeld wordt gekenmerkt door een bepaalde structuur; we kennen, gezien de vele homeopathische middelen zeer veel structuren. Maar in feite ontstaan al die verschillende structuren door een bepaald te denken ordeningsproces, op grond van een gegeven aantal regels.

Het diagram

Dit ordeningsproces is zichtbaar te maken in een didactisch instrument, aanvankelijk geduid als een diagram en al doende verder ontwikkeld, zodat naast het diagram ook een dynagram benut kon worden. Met behulp van het diagram onderzoeken we de mogelijke relaties tussen de onderscheiden begrippen, die we kunnen terugvinden in het repertorium en wel met betrekking tot een specifiek homeopathisch middel met al haar specifieke symptomen. Al deze symptomen tot één beeld terugbrengen doet onrecht aan de empirische status van elk symptoom. Vandaar dat het zaak wordt, uitgaande van een zeer specifiek en karakteristiek symptoom, deze close reading technisch uiteen te leggen tot een mogelijk samenhangend beeld, al of niet in relatie tot ermee in verband staande deel symptomen.

Wanneer men dat wederom vorm geeft met een ander karakteristiek symptoom, meestal geduid met een 3 waardigheid, dan kan men, ondanks een andersoortig begrippenveld, toch een karakteristieke verhouding ontwaren tussen de daarmee samenhangende symptomen. Met andere woorden men dient begrippen, behorend tot een logische klasse, zodanig te onderzoeken, totdat de onderlinge betrekkingen en de onderlinge verhouding aan het licht komen. De wijze waarop we die symptomen al of niet kunnen ordenen in een homeopathisch middel hebben we uitgewerkt in een syllabus, zie aldaar.

Symptomen uit een empirisch bereik, zeer wel zo nodig drieledig te differentiëren, wat betreft de onderscheiden niveaus, van het fysieke, psychisch en geestelijke bereik, doen zich altijd voor in een gegeven samenhang, in een bepaalde ruimte, in een bepaalde tijd en vooral ook in een bepaalde innerlijke en of uiterlijke context. Wanneer men met betrekking tot een middel het repertorium raadpleegt, dan ziet men aanvankelijk door al die onderscheiden symptomen, nog bij lange na niet in welk te denken verband ze al of niet staan. In eerste instantie lijkt het los zand te zijn, nog onsamenhangend en vooral slechts opsommend. Hoe al die losse symptomen in een mogelijk verband te denken, noemen we nu de denkact van de beeldvorming.

Deze beeldvorming dienen we nu expliciet zichtbaar te maken middels een mogelijk denkveld, in deze een diagram en of een dynagram en wel op basis van een mogelijk grondpatroon, in deze hypothetisch gevormd uit de tot nu toe gevonden beeldlogisch regels. Diagram en dynagram, respectievelijk gekarakteriseerd door de wijze waarop ze zich tot ruimte en tijd verhouden, zijn slechts hulpmiddelen. Enerzijds geeft het diagram te denken en anderzijds brengt het dynagram een mogelijke volgordelijkheid in beeld.

Met het diagram en het dynagram kunnen de onderscheiden posities en betrekkingen op verschillende wijzen systematisch in samenhang gedacht worden, vandaar dat we die twee ook kunnen nutten in een duogram (zie voor de verdere specificaties de website). Daarbij wijzen posities op een mogelijke compositie in de beeldvorming en de verschillende verbanden en of betrekkingen wijzen op mogelijke configuraties in de beeldvorming. Een compositie verwijst naar het ruimtelijke aspect en de configuratie verwijst naar het tijdsaspect, de volgordelijkheid. Hoe plaats je het symptoom in de ruimte en hoe plaats je het symptoom in de tijd, in deze dienen we dus ruimte en tijd niet door elkaar te halen in de beeldvorming. Ook in een compositie kunnen we mogelijke configuraties onderzoeken en omgekeerd kunnen we in een gegeven configuratie mogelijke composities onderkennen.

Kortom losse symptomen staan als het goed is als fenomeen in een mogelijk sprekend karakteristiek verband, de kunst is dit verband ook te kunnen beelden, dat wil zeggen visueel aanschouwelijk helder en duidelijk te denken in een hypothetisch beeldveld. De wijze waarop zo een beeldveld gecomponeerd en of geconfigureerd kan worden, vraagt nadrukkelijk om een specifiek synthetisch beeldvermogen, dat alleen kan functioneren op een analytisch begripsvermogen. Dat beeld vermogen ook denkend transparant te visualiseren, wordt pas mogelijk met behulp van een hypothetisch beeldveld, denkraam en werkraam ineen, om zich een beeld te vormen van de mogelijke samenhang tussen al die onderscheiden symptomen en begrippen behorend tot dat specifieke middel.

Nu het mogelijk wordt om de beeldvorming middels diagram en dynagram zichtbaar te maken, kunnen we ook de rechtmatigheid van de te denken verbanden systematisch onderzoeken. Daartoe trachten we de regels te ontdekken en uit te werken, die deze ordening naar ruimte (compositie) en naar tijd (configuratie) reguleren tot bepaalde structuren en patronen. Deze regels zijn van oudsher op onderscheiden wijzen geformaliseerd in de filosofie, zij het dat ze niet onderkend werden als regels van de beeldvorming. Daar is echter een kentering in gekomen en die kentering in het denken wordt geduid als een paradigma wisseling. Het voert te ver in dit verband dat hele proces uit de doeken te doen (zie daartoe verder op deze website). Van belang is slechts de constatering dat ook de beeldvorming, anders dan de begripsvorming, rationeel kennistheoretisch te onderzoeken valt en heel nuchter ook gewoon te leren.

Zicht op eigen discipline

Wat moet een homeopaat met al deze ken en kennistheoretische bevindingen? In feite nog niets! Men kan gerust verder gaan met zijn werk als homeopaat. Maar velen kunnen het knagende gevoel niet weerstaan dat ze, als het goed gaat, toch met iets bijzonders bezig zijn, anders dan bijvoorbeeld reguliere artsen vorm geven in hun anamnese en diagnose. Daartoe dient men echt een onderscheid aan te brengen tussen begrijpen en beelden, tussen begripsvorming en beeldvorming, tussen analyseren en synthetiseren, tussen oorzakelijkheidsverbanden en analoge verbanden, tussen feiten en fenomenen; kortom men dient zicht te krijgen op twee elkaar aanvullende rationele denkvermogens. Wetenschaptheoretisch ook terug te brengen tot respectievelijk het correspondentie model en het coherentie model met betrekking tot de waarheidsvinding en met betrekking tot twee onderscheiden paradigmata.

Ook al werkt het betreffende middel zeer effectief en al kan het energetische proces van het homeopathische middel nog niet of misschien nooit empirisch gevolg oorzakelijk bewezen worden, dan nog wil de homeopaat weten wat er werkzaam wordt en hoe dat in zijn werk gaat. Sterker nog, wil de homeopaat niet alleen tevreden zijn met een zekere kunst en kunde, dan moet hij vroeg of laat ook zicht krijgen op zijn discipline. Al is het maar om te voorkomen, dat hij van lieverlee met behulp van de computer mechanisch te werk kan gaan, ingegeven door sleetse gewoonten. Het eigene is juist de 'organiek'van zijn werk te doorgronden. In het begin is men tevreden als men een