Diagram

Het diagram ordent en structureert het te denken `weefsel´ tussen de verschillende begrippen,

in een te denken concept, op een mogelijk veld van te exploreren posities en betrekkingen.

Klik hier voor de onderbouwing van bovenstaande notie

Diagram staat voor, het binnen artesS ontwikkelde, open systeem model. Een open systeem model beoogt een `visueel veld´ te ordenen en te structureren op basis van systeem dynamische regels. Dat houdt in, dat een veld zodanig geordend en gestructureerd kan worden, dat het op een systeem dynamische wijze onderscheiden concepten kan visualiseren, zodat deze te denken concepten onderzocht kunnen worden op hun onderlinge interferenties.

Dat maakt dat een model enerzijds gevisualiseerd kan worden op systeem dynamische gronden en dat het zelfde model anderzijds zeer onderscheiden concepten kan herbergen. Daarmee is het woord open, in de betekenis van toegankelijk voor onderscheiden concepten, te koppelen aan systeem, in de betekenis van op een systematische wijze te structureren. Het model wordt zo een open systeem, en wel in een dynamische verhouding tot een gesloten systeem. Kortom een systeem dynamisch model dat zowel open als gesloten in functie kan treden om concepten denkbaar voor het voetlicht te brengen.

Aanvankelijk richtte het onderzoek zich op het ontwikkelen van het diagram als een relatief gesloten systeem model om onderscheiden concepten coherent en consistent in beeld te brengen. Daartoe werden modellen uit diverse disciplines ingebouwd en wel zodanig dat de onderlinge wisselwerking geactualiseerd kon worden als een vorm van er door heen kunnen schouwen. Vandaar dat het woord dia-gram, samengesteld uit dia en gram (grafein), duidde op het kunnen door-schouwen van een grafisch weergegeven model.

Het vermogen om concepten op een coherente en consistente wijze door middel van een systeem dynamisch model in beeld te brengen, opent de mogelijkheid de structurele diepteverbanden te doordenken. Na enige oefening schoolt de denker zich in het kunnen combineren van de onderscheiden concepten, de onderscheiden optieken en de onderscheiden niveaus. Daartoe dienen de onderscheiden concepten op een zodanige wijze (systeem dynamisch te valideren) ingeordend te worden, dat ze onderling uitwisselbaar en compatible worden.

Deze uitwisselbaarheid vereist dat het model met betrekking tot haar posities streng geordend dient te worden in de ruimte conform de beeld dynamische regels van een visueel veld. De compositie van een dergelijk model dient statisch gestructureerd te worden teneinde de uitwisselbaarheid van de onderscheiden concepten dynamisch te kunnen doordenken op dwarsverbanden en diepteverbanden.

Binnen het systeem dynamisch denken benutten we het diagram als een relatief statisch en gesloten model. Binnen dat model valt heel veel onder te brengen, maar op een gegeven moment stootte het onderzoek op de grenzen van een relatief ruimtelijk geordend model en ontstond de noodzaak om een relatief dynamisch en open model te ontwikkelen waarin de tijd als een cyclisch fenomeen geordend kon worden. Al doende ontstond op deze wijze het dynagram. Processen in de tijd kunnen in het dynagram adequater geordend worden dan in het diagram.

Pas met het vormgeven aan de dynagrammen met betrekking tot de chinese geneeskunde bleek en de bruikbaarheid van het dynagram en de mogelijkheid bepaalde concepten uit het diagram over te hevelen naar het dynagram.

In de wijze waarop en diagram en dynagram gestructureerd worden, dienen beiden aan dezelfde systeem dynamische regels te beantwoorden, teneinde hen beiden `gespiegeld´ te kunnen doordenken in een duogram.

Daarna is er nog een poging ondernomen om alle diagrammen om te zetten in dynagrammen, die poging strandde. De reden werd al snel duidelijk, het diagram beantwoordde aan het kunnen visualiseren van de ruimte (te koppelen aan posities en betrekkingen), daarentegen beantwoordde het dynagram aan het kunnen visualiseren van de tijd (te koppelen aan processen en inhouden).

Met als gevolg dat we de aanvankelijke these aangaande verschil en overeenkomst tussen diagram en dynagram dienen te nuanceren. Zoals al beschreven: het diagram visualiseert en structureert ruimtelijk te denken posities en betrekkingen, het dynagram visualiseert in de tijd te ordenen processen en inhouden. Dit verschil blijft van kracht.

Evenwel moet naast dit verschil ook een overeenkomst aan de orde komen en dat is het gegeven dat de tijd als proces gevisualiseerd kan worden in een statisch ruimtelijke en gesloten structuur en vice versa de ruimte in een dynamisch, tijds gerelateerde, open ordening; vandaar de term relatief in dit verband. Pas met deze `relativiteit´ kan `het veld in functie´ treden. In dier voege kan een systeem dynamisch geordend veld binnen het functionele paradigma verder ontwikkeld worden tot een actueel werkend methodisch onderzoeks instrument, het dictogram.

Zowel in het diagram als in het dynagram spelen tijd en ruimte een belangrijke rol. Evenwel met dit verschil dat we het diagram omschrijven als een ruimtetijd en het dynagram als een tijdruimte met de volgende nuancering: in het diagram situeren we posities en betrekkingen en in het dynagram situeren we processen en inhouden.

Al doende werd ons duidelijk dat systeem dynamiek ten diepste zowel de of - of betrekking als wel de en - en betrekking aan de orde stelt en bijgevolg te denken geeft. De wijze waarop echter `tekent´ systeem dynamiek: het brengt tijd en ruimte, beeld en begrip, open en gesloten, dynamisch en statisch, dynagram en diagram op een systematische wijze dynamisch in beeld en dientengevolge tot begrip. Omgekeerd kunnen begrippen (binnen een logische klasse) evenzeer geordend worden in een visueel gestructureerd (beeld) veld.

In en vanuit het functionele paradigma kan het `beeld´, als karakteristiek van het mythische paradigma, in een te denken verband gebracht worden met het `begrip´ als een karakteristiek van het ontologische paradigma. Systeem dynamiek integreert beide paradigma´s met behoud van hun specifieke kentheoretisch te funderen noties.

Enigszins gesimplificeerd, diagrammen verbinden we gemakshalve aan het ontologisch paradigma en dynagrammen verbinden we aan het mythisch paradigma . Echter, zowel het westen als het oosten hebben diagrammen (gestructureerd in de ruimte) en dynagrammen (geordend in de tijd) voortgebracht. Zie 8 fold.

De wisselwerking tussen diagrammen en dynagrammen benutten we nu in een actueel functioneel veld, binnen artesS benoemd als een duogram, dat slechts de coördinaten van beiden hoeft te bevatten om afhankelijk van de gestelde vragen en het gestelde probleem actueel onderzoek te kunnen verrichten. Immers inhouden en processen zijn systeem dynamisch geordend en liggen structureel verankerd in de gegeven coördinaten van het actuele veld als mogelijk te denken verbanden.

In de loop van de tijd zijn op basis van voortschrijdend onderzoek binnen artesS verband achtereenvolgens diverse ´grammetjes´ ontstaan. Vandaar dat we nu beschikken over diagrammen, dynagrammen, duogrammen, dictogrammen en hologrammen (zie functional mapping).

Dit geheel maakt het nu mogelijk om binnen het functionele paradigma systeem dynamisch vorm te geven aan de action research cyclus met behoud van de vereisten c.q. resultaten van de empirische (ontologisch paradigma) en fenomenologische cyclus (mythisch paradigma).

English

Diagram

The diagram orders and structures the dynamic relation between the different notions (spagyric art) in a possible field of to be explored positions and relations, to weave a hypothetical concept.

Click here for the argumentation of the notion above.

Diagram stands for, the within artesS developed, open system model. An open system model intends to order and to structure a ‘visual field’ based on system dynamic rules. This means, that a field can be ordered and structured in such a manner, that it can visualize different concepts on a system dynamic way, so that these thinkable concepts can be examined on their mutual interferences.

This makes that a model on the one hand can be visualized on system dynamic grounds and that the same model on the other hand can accommodate entirely different concepts. Thus the word open, in the sense of being accessible to different concepts, can be linked to a system, in the sense of structuring it in a systematic way. The model thus becomes an open system, and is in a dynamic proportion to a closed system. In short, a system dynamic model that can function both open and closed in order to put concepts thinkable in the spotlight.

Initially, the research focused on the development of the diagram as a relatively closed system model, imaging different concepts coherently and consistently. To this end, models from various disciplines were built in and in such a way that the mutual interaction could be updated as a form of looking through it. Hence the word dia-gram, composed of dia and gram (graphein), indicating the ability to look through a graphically displayed model.

The ability to image concepts in a coherent and consistent manner, through the use of a system dynamic model, opens the possibility to think through the structural depth connections. After some practice, the thinker schools himself in being able to combine the different concepts, the different points of views and the different levels. To this end, the different concepts needs to be ordered in such a way (system dynamically to validate) that they become mutual interchangeable and compatible.

This interchangeability requires that the model with regard to her positions must be strictly ordered in space in conformity with the image dynamic rules of a visual field. The composition of such a model must be statically structured in order to be able to dynamically think through cross connections and depth connections in the interchangeability of the different concepts.

Within system dynamic thinking we use the diagram as a relatively static and closed model. Within that model there is a lot to be accommodated, but at one point the research bumped into the boundaries of a relatively spatially ordered model and arose the necessity to develop a relatively dynamic and open model in which time could be ordered as a cyclic phenomenon. We learn by doing and through this the dynagram was born. Processes in time can be ordered more adequately in the dynagram than in the diagram.

With the shaping of the dynagrams related to Chinese medicine the usability of the dynagram became clear as well as the possibility to transfer certain concepts from a diagram to a dynagram.

The way in which diagram and dynagram are being structured, both need to answer to the same system dynamic rules, to be able to think them through, both 'mirrored', in a duogram.

After that, there was made another attempt to convert all diagrams into dynagrams, that attempt failed. The reason became rapidly clear, the diagram corresponded to being able to visualize the space (to link to positions and relations), on the other hand, the dynagram corresponded to being able to visualize time (to link to processes and contents).

As a result, we need to differentiate the initial thesis regarding difference and similarity between diagram and dynagram. As already described: the diagram visualizes and structures spatial thinkable positions and relations. The dynagram visualizes processes and contents, ordered in time. This difference remains in effect.

However, in addition to this difference, a similarity must also be discussed. That is the given that the time as a process can be visualized in a static space-related and closed structure and vice versa the space in a dynamic, time-related, open ordering; hence the term relative in this regard. Only with this 'relativity' 'the field´ can come 'into function'. In this way, a system dynamic ordered field can be further developed within the functional paradigm into a topical-working methodical research instrument: the dictogram.

Time and space play an important role both in the diagram and in the dynagram. However with this difference that we describe the diagram as a spacetime and the dynagram as a timespace with the following nuance: in the diagram we situate positions and relations and in the dynagram we situate processes and contents.

In doing so, it became clear to us that system dynamics deeply discusses both the or-or relation as well as the and-and relation and consequently gives to think. The way in which however, 'characterizes' system dynamics: it images in a systematic way dynamically: time and space, image and notion, open and closed, dynamic and static, dynagram and diagram and consequently, brings these to understanding. Conversely, notions (within a logical class) can also be ordered in a visually structured (image) field.

In and from the functional paradigm the 'image', as a characteristic of the mythical paradigm, can be brought into a thinkable connection with the 'notion', as a characteristic of the ontological paradigm. System dynamics integrates both paradigms while maintaining their specific epistemological founded notes.

Somewhat simplified: diagrams we connect for the sake of convenience to the ontological paradigm and dynagrams we connect to the mythical paradigm. However, both the West and the East have brought forth diagrams (structered in space) and dynagrams (ordered in time). See 8 fold.

The interaction between diagrams and dynagrams we now utilize in a topical functional field, within artesS appointed as a duogram, that only has to contain the coordinates of both in order to be able to conduct topical research, depending on the questions asked and the posed problem. After all, contents and processes are system dynamically ordered and lie structurally anchored in the given coordinates of the topical field as possible thinkable connections.

In the course of time, based on advancing research within the artesS context, various building patterns called 'grammes' were in succession developed. That is why we now have diagrams, dynagrams, duograms, dictograms and holograms (see functional mapping).

This whole now makes it possible to shape the action research cycle system dynamically within the functional paradigm while maintaining the requirements and / or results of the empirical (ontological paradigm) and phenomenological cycle (mythical paradigm).