Mythologie - viervoudige godin

Wie zich verdiept in symbolen en of archetypische patronen, verbaast zich, ondanks een rijkdom aan culturele verscheidenheid over de nodige karakteristieke structuren die ze met elkaar delen. Men spreekt in dit verband dan ook niet voor niets over archetypische patronen. Binnen artesS verband houden we ons bezig met de aard en herkomst van deze patronen, aangezien we kwalitatieve systeem dynamiek deels hebben voortgebouwd op het mythische erfgoed, gerelateerd aan het mythische paradigma en het gegeven dat een bepaalde beeldstructuur niet zonder zin en betekenis is, bijgevolg kan men een beeldveld en of symbool omtalen naar een begrippelijk domein. Derhalve zoeken we in het functionele paradigma middels de grammaticale structuur van een beeldveld naar een synthese tussen begrip en beeld, naar een synthese tussen het ontologische en het mythische paradigma. Dit is op talloze wijzen te illustreren gegeven de enorme rijkdom aan overgeleverde symboliek uit het mythische paradigma.

Op deze pagina vindt U slechts een summiere schets betreffende de enorme rijkdom aangaande het archetype van de godin en of het vrouwelijke, de anima in iedere mens en in het bijzonder in elke vrouw en elke man. Ineke Bergman geeft in Godinnen van eigen bodem, daar een illustratief exposé over. In elk woordenboek betreffende symbolen en symboliek onder andere kunt U nog meer vinden over dit thema. Ter illustratie hebben we wat daar beschreven staat vorm gegeven in een dynagram, over het dynagram wordt elders op deze website meer uitleg gegeven.

Afhankelijk van de insteek kan de symboliek betreffende do godin zowel drieledig als vierledig uitgewerkt worden, het onderscheid tussen een drieledige en een vierledige systematiek berust grofweg op de dynamiek tussen het geestelijke en het stoffelijke domein. In vele dynagrammen symbolisch weergegeven in de dynamiek tussen hemel en aarde, geest en stof, uit te werken in een polaire complementaire en drieledige dynamiek. Het drieledige staat voor het actieve beginsel en het twee of vierledige staat voor het passieve beginsel, in de Chinese terminologie van de KING WEN bijvoorbeeld in de dynamiek tussen het scheppende en het ontvangende, respectievelijk tussen hemel en aarde met in hun midden de mens als bemiddelaar tussen die twee dimensies in hun metaforen Yang en Yin..

Kijken we naar het archetype van de godin, dan zien we, dat ze veelal gerelateerd wordt aan de seizoenen van het jaarverloop, in dit voorbeeld een vierledige structuur: lente / zomer / herfst / winter. Het verloop van de seizoenen vindt in de tijd plaats, vandaar dat we ze doorgaans positioneren in een tijdruimte, in deze een dynagram. We geven, kijkend naar bovenstaande dynagram, ze als volgt weer.

De lente op oost wordt gesymboliseerd door de maagd.

De zomer op zuid staat voor de moeder.

De herfst op west is analoog aan de wijze vrouw.

De winter op noord wordt uitgebeeld als een heks.

Naast overeenkomsten inzake de symboliek van de kleuren zien we ook heel veel verschillen. Vandaar dat we trachten te achterhalen waar die kleuren voor staan en wat ooit de de meest oorspronkelijke dynamiek zou kunnen zijn, anderzijds dienen we ook te accepteren dat elke kleur weer symbool kan staan voor geheel iets anders, vandaar dat een systeem dynamische unificering van de kleuren op diverse posities slechts ten dele hoeft te lukken en het meest gelukt is de chinese indeling die we dan ook deels accorderen. Op oost groen, op zuid rood (in deze analoog aan de godin als moeder), op west geel en op noord blauw. Wat betreft de godinnen verbindt Ineke Bergman de maagd aan het wit, de wijze vrouw aan het paars en de heks aan het zwart.

Van oudsher werd het vrouwelijke gerelateerd aan de maan en bijgevolg vierledig aan de vier maangestalten of maanfasen, in het dynagram hebben we ter illustratie alle acht maangestalten weergegeven. Traditioneel worden de maangestalten als volgt weergegeven, het lichte staat voor aanwezigheid en zichtbaarheid, het donkere staat voor afwezigheid en onzichtbaarheid. De werking van zowel het zichtbare als het onzichtbare is terug te vinden in de ritmische dynamiek van zowel het vegetatieve als het animale leven en bijgevolg ook in de mens en in zijn symboliek.

De maagd is analoog aan de wassende maan.

De moeder staat voor de volle maan.

De oude wijze vrouw voor de afnemende maan.

De heks voor de nieuwe maan.

Het motief van een 3 ledige en of vierledige indeling komt in heel veel symboliek terug, men mag in deze wel spreken van een antropologische constante.

Tot slot karakteriseert Ineke Bergman de vier godinnen symbolisch als volgt.

De maagd staat symbool voor de kracht van de zichzelf bepalende godin, zij is heel en compleet in zichzelf. Ze is zelfstandig en kan onderscheid maken. Oost in het dynagram staat voor de autonome positie, gerelateerd aan het nieuwe begin. Wassende maan op oost manifesteert de up stream dynamiek verbonden aan de werking van de maan, al of niet aangevuld met de stijgende maanbaan.

De moedergodin symboliseert nieuw leven en alles wat voedt, verbindt, ondersteunt en duurzaam is. Het levensweb waarin alle levens met elkaar de draden vormen van het ene web, die alles en iedereen met elkaar verbindt. Op deze positie staat in het KING WEN dynagram de metafoor van het zich hechtende, analoog aan het vuur element en de kleur rood.

De oude wijze vrouw symboliseert de neergaande dynamiek, de down stream in alle bestaan, maar daarnaast en juist daardoor evenzeer de mogelijkheid tot transformatie en wedergeboorte. Op west plaatsen we in de reeks van transmutatie op oost, transfiguratie op zuid, transformatie op west, analoog aan de transformatie van rups naar vlinder. Op noord positioneren we het begrip transsubstantiatie, zie elders voor de verdere uitwerking van deze vierledige systematiek.

De heks symboliseert in deze zowel negatieve als positieve eigenschappen, enerzijds destructieve krachten en anderzijds constructieve krachten, afbraak krachten en opbouw krachten, het ene is niet zonder het andere, het nieuwe is niet zonder het oude en vice versa.

Voor een verdere uitdieping verwijzen we graag naar het boek Godinnen van eigen bodem van Ineke Bergman. Voor ons is het slechts een niet onbetekenende illustratie van het gegeven dat in de aloude symboliek meer orde en structuur is te vinden dan men zo op het eerste oog vermoedt, het vraagt steeds weer om een onbevangen waarnemend fenomenologisch vermogen waarin eerbied en verwondering leidende beginselen vormen.