Spiegel der Wijsheijt

"Den Philosophischen Koogel, ofte Het wonder-oogh der Eeuwigheijt; zijnde den Spiegel Der Wijsheijt."

Afbeelding uit: 40 vragen over de Siele, Jacob Böhme, Amsterdam 1642, Embassy of the free mind, Bibliotheca Philosophica Hermetica Collectie UBN 15426.

Foto genomen uit: "Oog voor de wereld, Jacob Böhme, De visionaire denker", catalogus ter gelegenheid van de tentoonstelling te Amsterdam 2019-2020.

De spiegel der Wijsheid.

Het is een bijzondere gewaarwording als je voor het eerst, op 28-12-2019, oog in oog komt te staan met een voor mij, enerzijds uit eigen werk, zeer wel bekend diagram (zie de uitwerkingen op de website) en anderzijds een nagenoeg gelijkend diagram, waar dan links boven vermeld staat De Signatura Rerum, van de signatuur aller dingen (naar later bleek gegraveerd door Michael Andreae). Bij navraag vertelde Esther Ritman, Directeur & Bibliothecaris van de Embassy of the Free Mind, te Amsterdam mij die dag al hetgeen ik nog slechts kon vermoeden.

Het was zeker niet de eerste keer, dat ik oog in oog kwam te staan met een significant symbool. Maar deze spande toch wel de kroon, na een zoektocht van veertig jaar, waarin ik getracht heb het fenomeen symbool te verstaan als een cd-rommeke uit de oudheid, dat wil zeggen beeld en verhaal ineen, maar dan non verbaal; al doende ontsloot zich het vermogen het symbool in haar eigen beeldtaal te lezen en te verstaan. Deze zoektocht van symbool tot een systeem dynamisch ken-instrument ten behoeve van kennis integratie, hervindt de bezoeker/bezoekster als zij de moeite neemt door dit 'labyrinth' zelf een weg te vinden.

Ik kwam opnieuw het werk tegen van Jacob Böhme, dat ik al eerder mocht tegen komen in het werk van Francis Smets, Sophia's Terugkeer, Antwerpen, 1988, blz.171-179. Maar helaas had Francis Smets daarin geen illustraties opgenomen, noch heeft hij enig gewag gemaakt van bovenstaande diagram.

Nog bijzonderder werd het toen ik het boek las van Rachel Ritman, 'Oog in oog met Jacob Böhme'. Op bladzijde 15 van haar boek vervolgt ze haar uitleg van Böhme's gedachtegoed aan de hand van dit Wonderoog op blz. 17. 'Böhme's symbolische voorstelling van 'Het Wonderoog der Eeuwigheid' verbeeldt op een prachtige wijze de werkingssferen tussen licht en donker, met op de scheidslijn van deze twee halve bollen het kruis', zoals we dat ook in het diagram van 'De Signatura Rerum', gegraveerd door Michael Andreae, terugvinden. In het centrum van het kruis een hart. Ooit door ons verwoord als 'the art of knowledge' en 'knowledge with a hartbeat' (zie de homepage). Symbolisch gezien, in het centrum van het kruis, vaak ook een zon, analoog aan het hart, het goud en verwijzend naar het zonnewezen, de Christus, het kruis vaak ook benoemd en afgebeeld als een Christogram. Door Jung geduid als het symbool voor het Zelf.

Je kunt je de vraag stellen in hoeverre het oorspronkelijke en enige diagram van Böhme, wonderoog en spiegel der wijsheid, in 40 vragen over de ziel, zich verhoudt tot het diagram zoals Andreae dat heeft getekend in de signatuur aller dingen en met name in de drie principiën? Zowel Böhme als Andreae trachtten de twee aanzichten van de schepping, donker en licht, die zich in twee werelden verzelfstandigen, in hun onderlinge wisselwerking zichtbaar te maken; een wisselwerking waarin sprake is van een wederkerige afhankelijkheid. Hypothetisch gesteld: waar Böhme de dualiteit ter sprake brengt, nut hij de horizontaal en waar Andreae de polariteit in beeld brengt nut hij de verticaal.

R.Ritman: "Vanwege hun omgekeerd evenredige polariteit nemen zij elkaar echter niet waar, zij zijn als door een dunne sluier van elkaar gescheiden." Terug te vinden in Böhme's symbolische voorstelling. "We zien daarin twee half zichtbare bollen die de duistere wereld en de lichtwereld voorstellen. Op de scheidslijn van deze twee bollen of werkingssferen bevindt zich een kruis, met in het centrum van het kruis een hart, het aanzicht van de Zoon als de alles verbindende en verzoenende Liefde."

Rachel Ritman geeft echter ook duidelijk aan dat beide werkingssferen in werkelijkheid zich concentrisch in elkaar voegen en zich in één centrum bevinden en wel in één en dezelfde werkelijkheid, verbeeld in een oneindige cirkel, die zich binnenwaarts differentieert en door Andreae wordt afgebeeld als een dynamiek tussen macrokosmos en microkosmos, zie de titelgravure van Aurora, onderstaand. Het hart van het kruis verbindt in feite in dat ene centrum de drie aanzichten van de werkelijkheid zoals Andreae dat heeft afgebeeld in de drie principiën. In Böhme's schematische uitwerking zijn ze naast elkaar geplaatst om duidelijk te maken hoe ze in de tijd op elkaar inwerken, de linkerkant verbeeldt het duister en de rechterkant het licht. Het is deze tegendelige tegenoverstelling die Böhme in zijn diagram nadrukkelijk ter sprake wil brengen.

In tegenstelling tot deze spiegel der wijsheid, met haar twee halve bollen, aan elke zijde van het kruis op de horizontaal, drieledig afgebeeld, in elk drie halve lijnen, is het diagram van de De Signatura Rerum, conform het diagram zoals we dat achtledig uitgewerkt hebben, evenzeer 2 halve bollen, die evenwel nu het kruis omsluiten als een doorgaande cirkel. Het geeft dus te denken dat Böhme donker en licht duaal op de horizontaal uitbeeldt en wel in een horizontale lineaire tijdsdimensie, Ingespannen tussen de wereld van de vader, de zoon en de heel makende geest. De horizontale lijn verbeeldt in deze dan ook de zielenreis tussen verleden, heden en toekomst. Böhme wil ons duidelijk maken dat de mens en in navolging en in vrijheid zelf vanuit een eigen hartkeuze de tegenstellende duale dynamiek dient te transformeren tot een polaire tegendelige dynamiek.

In het diagram zoals we dat 25 jaar eerder begonnen uit te werken, plaatsen we op de horizontaal de dualiteit, de of of dynamiek, de eenheid der tegendelen op oost en de wedijverende tegenstelling tussen de tegendelen op west, conform de regels van M.Foucault ('Les mots et les choses, Archeologie du savoir'). Het tijdsaspect wordt in het diagram aan de horizontaal verbonden, zo ook in het dynagram, over de horizontaal van west naar oost verlopend, van verleden naar toekomst. Uiteindelijk differentiëren we ruimte en tijd, respectievelijk diagram en dynagram in hun onderscheiden functies. Het dynagram plaatsen we in de verticaal op zuid en het diagram op noord, respectievelijk de discentrische en de concentrische pool. De verticaal representeert in deze de polariteit, de en en dynamiek, waarin het al durende verzoenende midden gevormd kan worden.

In de bijgevoegde inleidingen bij de titel-illustraties, die Michael Andreae gegraveerd en beschreven heeft, maakt hij bij de eerste titel-illustratie melding van het gegeven in hoeverre het duister, de ongrond, links en of rechts moet staan in de afbeelding. In zijn titelgravure staat het duister rechts, in de spiegel der wijsheid van Böhme links. Michael wijt dat aan het gegeven dat Böhme dat heeft gedaan omwille van de schrijfwijze, van links naar rechts bewegend, ipv van rechts naar links bewegend. De vraag is echter of dat puur aan de schrijfwijze valt te relateren, dan wel aan de zienswijze, het vigerende paradigma. Dit fenomeen kwamen we namelijk ook tegen in de polaire dynamiek tussen dynagram en diagram, respectievelijk gedefinieerd als een tijdruimtelijk fenomeen en een ruimtetijd gegeven, in het eerste is de tijd primair en in het tweede de ruimte. Het dynagram is gerelateerd aan het mythische paradigma en het diagram aan het ontologische paradigma.

In zijn titel-illustratie, betreffende alle theosophische geschriften van Jacob Böhme, plaatst Michael Andreae het duister rechts, conform het dynagram, de west-positie, gerelateerd aan het verleden en verloopt de tijd over het heden, gesitueerd in het centrum van het kruis, naar de toekomst op de oost-positie, van rechts naar links en niet zoals bij Böhme van links naar rechts. Het verschil zit niet in de tijdslijn, die bij beiden van duister naar licht verloopt, maar het verschil zit in de wijze waarop je er naar kijkt. Het diagram zoals Böhme dat uitwerkt geeft te denken, hetgeen hij ook woordelijk in begrippen tracht uit te leggen, hij staat dan feitelijk tegenover en of buiten het diagram. Michael Andreae echter graveert geheel en al van binnen uit en plaatst zichzelf bewust en of onbewust in de dynamiek van de beelding, hij is er deel van. Precies dit fenomeen doet zich voor in het mythische dynagram, waarin subject en object nog ongedeeld samenvallen in één en dezelfde werkelijkheid, conform bijvoorbeeld de 'King Wen cyclus' in het oude China.

Anders dan Böhme's 'spiegel der wijsheid', positioneren we licht en donker op de verticale as, zoals Michael Andreae dat heeft uitgebeeld in zijn 'Dreij Principia', de drie werelden betreffende: onder de duistere wereld, boven de lichte wereld en in het midden de materiële wereld. De materiële wereld met aan de periferie 3 x 5 sterren plus 1 ster, in het geheel 16 sterren en de 8-stralige zon in het midden, onder de zon vermoedelijk de aarde. We duiden analoog aan deze verticaal, die we terugvinden in het dynagram, met op zuid: boven, het licht, de hemel en op noord: onder, het donker, de aarde. Het dynagram representeert in deze de aloude cyclus van de zon, het verloop in de dag en in het jaar. Immers de zon staat op zuid hoog aan de hemel als het dag is, en op het noordelijk halfrond als het zomer is. Met op de horizontaal opkomst en ondergang van het licht, ochtend en avond, lente en herfst. Noord wordt dan toebedeeld aan het donker, de nacht, de winter.

In het donker, het duister wordt de ongrond gepositioneerd als een concentrische kracht, analoog aan de positie van de King Wen, waar het onpeilbaar diepe wordt gerelateerd aan de nieren, alwaar de voorhemelse Jing via de voorouders uit het verleden kan binnenstromen. In wezen daar waar alle energie en materie samenbalt en een soort van 'in-formerende zwaartekracht' ontstaat. Zo beschrijft Michael hoe de mens in wezen zich naar de diepte kan laten meesleuren, dan wel het vermogen ontwikkelt om naar het licht te streven en dat Licht in zichzelve te doen ontsteken om zo deel te nemen aan het omhoog strevende Licht op weg naar een heel makende Voltooiing, evenwel nog gehuld in het grote Mysterie.

Dat mysterie kan zoetjesaan, aan het licht gebracht worden, middels 'het wonderoog' en of 'de spiegel der wijsheid'. Wie 'oog' krijgt voor dit 'instrument' kan middels de werking en of dynamiek van de vier elementen en de vier ethers, de 'quinta essentia' ontwaren als een 'grondpatroon aller werkelijkheid' (zie artesS grondpatroon, daar vindt U ook de link naar het theorieboek systeem dynamiek).

Etymologisch is het samengesteld uit quinta, het vijfde, en essentia, het wezen. Met quinta werd het vijfde integrerende element geduid, de vier elementen en ethers overstijgend. De vier elementen analoog geduid aan de vier Rijken: mineraal / aarde, plant / water, lucht / dier, vuur / mens. Kortom oog krijgend voor en zicht krijgend op het wezenlijke, op de grond ordening/structuur en of grond signatuur aller dingen en aller wezens. Een integratie van een singulaire eenheid in een dynamische heelheid, een singulare tantum, het vijfde Rijk, betredend. Het vermogen daartoe kan de mens op geleide van de Sophia in en vanuit zichzelf ontwikkelen. In dit verband is het Böhme die de Sophia in haar verschijnen en in haar werken aankondigt en zichtbaar ter sprake brengt als de vijfde in de zevenledige dynamiek aller werkelijkheid. Het is aan de huidige en toekomende mens in deze gehoor te geven aan haar roep, daartoe hebben we in artesS verband het dictogram ontwikkeld.

Met kwintessens duiden we veelal aan waar het in wezen om gaat, het wezenlijke van een zaak of gebeurtenis, de kern van de zaak, het integrerende en overstijgende, het vol-ledige: het materiële en het niet-materiële betreffend. De dualiteit overstijgend om de duale dynamiek, het of - of, toch recht te doen in relatie tot de polaire dynamiek, het en - en. Doel van het grondpatroon is dan ook om de meest wezenlijke dynamiek aantoonbaar, wilbaar, voelbaar en denkbaar te maken in de momentane werking van het veld, het dictogram en te leren lezen als een hologram vanuit het diagram en het dynagram, in hun wisselwerking geduid als een duogram.

De beide eeuwige principes van de duistere en de lichte wereld vormen in alle eeuwigheid een bol, maar in de tijdelijke en aardse concreetheid als gescheiden van elkaar, een ruggelings tegen elkaar aanstaande onverzoenbare dualiteit, hetgeen aan de mens in navolging getransformeerd dient te worden tot een polaire verzoening.

Michael Andreae sluit zijn inleiding wederom af (hetgeen we ook kunnen terugvinden bij de titel-illustratie van 'de signatura rerum') met: "Echter wordt toch naar de mate van het voorkomen ofwel de voortreffelijkheid van het goede alle afbeelding gemaakt door het kruis +, dat de voornaamste grond is van alle signaturen of betekeningen van de eeuwige, goddelijke en tijdelijke geboorte van alle wezens, in op en af (up stream en down stream, verschijnen en verdwijnen), in boven en beneden, in licht en donker, in geest en lichaam, in leven en dood, in vuur en water, in lucht en aarde etc."

(tussen haakjes de analoge systeem dynamische noties irt het dynagram) (citaat uit de catalogus: Oog voor de wereld, Jacob Böhme, de visionaire denker, blz. 139)

Etc etc kunnen we nu zeggen gezien alle modellen die we in artesS verband, op basis van dit grondpatroon, geordend en gestructureerd, in de loop van de tijd al doende hebben ontwikkeld tot een integrerend kennis instrument.

Foto genomen uit: "Oog voor de wereld, Jacob Böhme, De visionaire denker", catalogus ter gelegenheid van de tentoonstelling te Amsterdam 2019-2020.

Francis Smets stelt dat met de Aurora (1612) van Böhme een nieuw tijdperk aanvangt (172). Böhme denkt consequent vanuit het standpunt van de mystieke beschouwing (171). Om een indruk te geven, volgt een citaat uit het boek Sophia's Terugkeer.

"De spiegel is de Eeuwige wijsheid van God, het is de Geest-Wil die zichzelf vindt. Böhme geeft aan deze spiegel verscheidene namen. Maar vooral is de spiegel Sophia, de eeuwige Maagd (Jungfrau). Sophia is de vierde term die tezelfdertijd tegenover de drieëenheid van de godheid staat en in alle eeuwigheid deel uitmaakt van de godheid. Ze is een eeuwige dimensie van God. Sophia is het Vrouwelijke Element, ze is het Eeuwig Vrouwelijke in de godheid. Daarnaast vereenzelvigt Böhme haar soms met de Ungrund. Verder noemt hij haar de vrijheid of ook de Wesentliche Liebe. Weinig ideeën spelen in het denken van Böhme zulk een grote rol als deze van Sophia. Als verzoening van Verlangen en Wil, is ze het eerste beeld dat tegenover God staat. Ze is geen andere naast God. Ze is de eerste vorm waarin God geopenbaard is. In haar herkent het oneindige, grondeloze mysterie van God zichzelf. In haar weerspiegelt God zichzelf eeuwig en drukt hij zich uit.

God verbeeldt in de wijsheid. Zijn Verbeelding doet in de spiegel een nieuwe wereld ontstaan. De Maagd, Sophia, de gezellin van God, verlangt ernaar de goddelijke wonderbaarheden die in haar sluimeren, te baren. De goddellijke natuur is de verwezenlijking van de volmaaktheden, die de Wijsheid bevat. De goddelijke natuur is de eeuwige Maagd, die vanuit de ongedetermineerde Ungrund het werkelijke bestaan aanneemt. In dit eeuwige proces wordt God werkelijk(heid)." (blz. 174)

Het symbool zoals het van oudsher en tot op heden wordt ontwikkeld, brengt de mens op een kunstzinnige wijze bij een inwendige wijsheid. Symboolvorming gaat terug op de innerlijke bron zelf van de symboolschepping. De moderne cultuur wordt gekenmerkt door een symbolische leegte. Symboolschepping zoekt naar en ontstaat uit evenwaardige wegen, zoals tussen het beelden en begrijpen, om te voorkomen dat de symbolische dimensie gaat woekeren. In opeenvolgende golven van conceptualisme heeft het moderne westerse denken het symbool uitgeroeid. Dit proces verloopt parallel met de verdringing van het Vrouwelijke. Daarmee elimineert het moderne denken alle sporen van de Sophia. Tezelfdertijd dooft het symbool uit. (blz.311) Het verlies van het Vrouwelijke is wellicht het meest kenmerkende en het grootste onheil van de moderne tijd. (blz.312)

Tegen de stroom van het ontologische paradigma in, tracht het functionele paradigma een terugkeer te verwezenlijken naar een authentieke kern van de symbolische sfeer. In deze kern beeldt het symbool juist en vooral het mysterie van het Zijn, het Vrouwelijke Zijn van de Sophia. Het symbool eerbiedigt in deze de innerlijke vrijheid van het individu. Het herstel van de individuele symboolschepping wordt pas mogelijk als de Sophia als Leidsvrouwe in het onbewuste weer als bron mag ontspringen. Deze bron voedt het verlangen om beeld en begrip weer te doen integreren, evenwel op een coherente en consistente wijze. Het symbool dient de fysieke dimensie en de meta-fysieke dimensie niet alleen te overbruggen, maar juist en vooral als twee onherleidbare grootheden ineen te weven tot een kleurrijk kleed. Het symbool relateert de prae-figuratieve dimensie van het teken, aan de re-figuratieve dimensie van haar werking om uiteindelijk in de con-figuratieve dimensie (P. Ricoeur) van het symbool het onvoorstelbare, onvatbare en onkenbare toch te kunnen visualiseren als voorstelbaar, vatbaar en kenbaar, zij het altijd tastend en voorlopig als een inherente tegenstelling der tegendelen. Transcendentie aan immanentie te paren in één en dezelfde mysterieuze werkelijkheid waarin noodzaak en mogelijkheid elkaar niet opheffen, maar juist vruchtbaar voortbewegen.

Men kan het beste zicht krijgen op dit wonderoog der eeuwigheid, zijnde den spiegel der wijsheid, door er maar eerst rustig voor te gaan zitten, tenminste als men er de ruimte en de tijd voor wil vrijmaken. Het is dan zaak het niet meteen te willen bemeesteren, maar het eerst en vooral op je Zelf te laten inwerken en wel met een zekere gelatenheid (gelassenheit), een zekere ontvankelijkheid, wil men het eigen innerlijke oog weer een kans geven om te ontwaken. Men kan ook meteen het boek van Rachel Ritman ter hand nemen, maar ook hier een kleine 70 pagina's compacte uitleg, noopt tot gelatenheid, geduld, proevend lezen en vooral herlezen. Afhankelijk van je eigen sensibiliteit voor woord en of beeld speur je heen en weer spoelend de kleurrijke draden van dit weefsel op, om zo zelf een innerlijk beeld op te bouwen van wat hier eigenlijk aan de orde wil komen en zich ook wil voortzetten in het ordenen en herordenen van je eigen leefwereld. Pas dan kan het handen en voeten krijgen.

Zo ook zijn de diagrammen en dynagrammen, die we in de loop der jaren hebben ontwikkeld, niet even en passant klare voorstellingen, die je zo kunt vatten en kennen. Tijd nemen en ruimte geven aan je Zelf om dit wonderlijke oog in je zelf te doen ontluiken, vraagt het willen leren van een geheel nieuwe wijze van kennen en kunnen, om met het innerlijke oog de werkelijkheid te leren schouwen en zo mogelijk te doorschouwen. Vandaar dat dia-gram verwijst naar het dia-grafein, het doorheen kunnen schouwen van een grafisch fenomeen. Een fenomeen dat zich wil uitkristalliseren tot een model, dat je innerlijk kunt dragen en vanwaaruit je oog krijgt voor een wonderlijke kristallijne werkelijkheid. De kunst van kennis (één van de eerste diagrammen: kennen kunnen op de verticaal en kennis en kunst op de horizontaal, tezamen een kruis vormend).

Dit vermogen om te kunnen schouwen heeft Michael Andreae prachtig verbeeld op het titelblad van de Aurora, het eerste geschrift van Jacob Böhme, dat in 1682 in een verzameld werk geïllustreerd werd uitgegeven. Ter afsluiting een impressie van een wonderlijk fenomeen door Böhme verwoord en verbeeld als een uit zeven wielen samengestelde bolvormige machine; de randen van deze wielen zijn bedekt met ogen. Ogen die een nog ongeziene werkelijkheid zichtbaar kunnen maken, dat wil zeggen verwerkelijken en ogen die een reeds bestaande werkelijkheid kunnen doorschouwen op haar onvermoede dimensies. Wonderlijke ogen die het wonder van een mysterieuze werkelijkheid weer kunnen aanschouwen en vooral ook doorschouwen als een weerspiegeling van de erin vervatte Wijsheid, zowel microkosmisch als macrokosmisch.

Titelgravure uit: Jacob Böhme, Aurora, Amsterdam 1682. Embassy of the Free Mind, Bibliotheca Philosophica Hermetica Collectie, Amsterdam.

Foto genomen uit: "Oog voor de wereld, Jacob Böhme, De visionaire denker", catalogus ter gelegenheid van de tentoonstelling te Amsterdam 2019-2020.

Voor een verdere uitwerking van 'het grondpatroon als een spiegel der wijsheid' zie elders op de website voor de benodigde aanvullende noties. De naam Artes Sophiae duidt dan ook op de kunst der wijsheid, in acht nemend dat een verzoening tussen licht en donker, yang en yin, mannelijk en vrouwelijk, animus en anima, etc. etc., niet inhoudt ze tegen elkaar uit te spelen en de een of de ander te elimineren, maar ze in wezen, als in een coincidentia oppositorum, vruchtbaar te verenigen in een quinta essentia, een te willen, te voelen en te denken grondpatroon aller werkelijkheid. Het is dan ook een bijzonder gegeven dat Böhme, vierhonderd jaar terug, en velen met hem, waaronder Michael Andreae, daar reeds op anticipeerde en in woord en beeld trachtte zichtbaar te maken als het instrument van de Sophia.

Met dank aan Cees Ronstadt, die mij dringend uitnodigde met hem een bezoek te brengen aan de Bibliotheca Philosophica Hermetica, the Embassy of the free mind, te Amsterdam. Zeer wel ook dank aan Esther en Rachel Ritman voor hun welwillende gastvrijheid en wijsheid.

Jakob Böhme parafraserend: 'De ziel is een oog in de eeuwige afgrond: een gelijkenis der eeuwigheid: een gehele figuur en beeltenis naar het eerste principe', gelijkend op het scheppende enerzijds en het openbarende anderzijds, het vaderlijke en het moederlijke. 'Haar essentie en wezen, zuiver zoals ze in zichzelf all-een is, is eerst het wiel der natuur, met de eerste vier vormen', stralen, elementen.

'Het wezen en het beeld van de ziel is als de aarde waar een schone bloem uit groeit'. 'De ziel is een vuuroog, uit het eeuwige middelpunt der natuur, een gelijkenis van het eerste principe. Als oog ontvangt ze (enerzijds) het licht, evenals de maan van de zon haar glans, (anderzijds) ontstond het leven van de ziel in het vuur. De ziel gelijkt op een vuurbol of een vuuroog'.

Tractaat, Das Umgewandte Auge, p. 161 vv.

Caesarius van Heisterbach: 'De ziel gelijkt niet alleen op de maanbol, maar is ook aan alle kanten van ogen voorzien.' Dialogus miraculorum.

Heel vaak komen, aldus Jung in symbolen en mandalavormen oogmotieven voor, met name het motief van de veelogigheid, zoals bijvoorbeeld in het aloude symbool van het ei, het Hiranyagarbha, dat duizendogig werd genoemd. De ogen in een mandala kunnen enerzijds verwijzen naar het beschouwende bewustzijn, anderzijds kan het ook verwijzen naar het schouwende vermogen de werkelijkheid te viseren. Vandaar het wonderoog der eeuwigheid, zijnde de spiegel der wijsheid; het is aan het oog om te ontwaren en tot aanschijn te brengen. Het open-baren als een zicht-baar maken van een zich zelf verwerkelijkende werkelijkheid, die aan het licht treedt: Aurora, Romeinse godin van de dageraad, het ochtendgloren, de periode voorafgaand aan de opkomst van de zon, Sol de Romeinse god.

Het veelogige vermogen tot schouwen vermag opnieuw aan te treden in een hernieuwde dageraad, aldus de visionair Böhme. Wil dit schouwende zielsvermogen weer kunnen aantreden, dan vraagt dat om een zich laten onder-richten door de ander en het andere en wel in het dagelijkse gesprek. Een serieus gesprek tussen mij zelf en de ander en of het andere, tussen subject en object. Een dialoog waarin een stroom op gang komt waarin de gesprekspartners, 'van aangezicht tot aangezicht' (Levinas) zich mee laten voeren door het gesprek zelf, dat altijd verder wil reiken dan het tot nu vastgestelde. Het betreft een elkaar onderrichten om zo oog te krijgen voor het on-eindige in elke eindigheid.

In de woorden van E.Levinas. 'De idee van het oneindige impliceert een ziel, die in staat is meer te bevatten dan de ziel aan zichzelf kan ontlenen. De ziel duidt op een interieur zijn, dat in staat is tot relatie met het exterieure, dat zijn interioriteit niet houdt voor de totaliteit van het zijn...Als de waarheid ontstaat in het absolute ervaren waarin het zijn schittert door zijn eigen licht, doet de waarheid zich alleen voor in het waarlijke gesprek...' Een gesprek waarin weer ruimte ontstaat voor liefhebbers, amateurs, die elkaar de weg willen wijzen naar het gans wonderlijke in het veelogige domein van onze werkelijkheid.

Het is precies dit gesprek waarin subject en object zich wederzijds willen laten onder-richten, teneinde recht te kunnen doen aan hun beider zijn en worden. Het betreft een elkaar onder-richten waarin niet alleen oog ontstaat voor een radicale andersheid van de gesprekspartners, maar juist ook zich een oog vormt betreffende de juiste modus daartoe, een modus van gevoeligheid. Gevoeligheid als het vermogen om zich te kunnen verplaatsen in de andersheid van de ander en of het andere, verstaan als het tastende aanvoelen, invoelen en doorvoelen van het andere dan je zelf. Als kenvermogen dient het voelen daartoe ontledigd te worden, teneinde een ontvankelijke en onbaatzuchtige ruimte te kunnen scheppen. Het waarlijke gesprek veronderstelt zowel het respect voor de andersheid als tegelijkertijd een gemeenschap, een gemeenschappelijke verstaanshorizon om het fenomeen, het uit zichzelf verschijnende, als gegeven ook te kunnen ontwaren en tot aanschijn te brengen. Dat vraagt om een geheel hernieuwd kenvermogen waarin alle zielevermogens acteren, als evenzovele optieken op werkelijkheid, zonder elkaar bij voorbaat uit te sluiten.

Enerzijds kan het absoluut vreemde ons onderrichten, maar anderzijds is dat niet mogelijk zonder het gesprek te voeren teneinde een gemeenschappelijk midden te hervinden, waarin zowel ruimte is voor het eigene als het vreemde. Immers subject en object verkeren als tegendelen, zowel in het eindige als in het oneindige bereik van één en dezelfde werkelijkheid. Tegelijkertijd vormen ze elkaars tegenstelling teneinde de 'spiegeling,' te ontwaren. Precies hier kan een logiek, zij het zeer terughoudend, ontwaard en tot aanschijn gebracht worden als mogelijkheid. Zonder een ziel die daartoe haar oog en of ogen wil en kan openen, valt er niets te open-baren, te verstaan als een moederlijk aan het licht brengen van het nog ongeziene. Het kenvermogen heeft zich gereduceerd tot het noodzakelijke, het wordt tijd dit kenvermogen weer te onder-richten op het mogelijke. Niet het 'vernieten' staat dan centraal, maar het 'genieten'. Het oog van de meester brengt het beoogde tot aanschijn en wel met het oog op haar welzijn.