Das Geviert

Martin Heidegger, Freiburg, Bauen, Wohnen und Denken. Mensch und Raum, das Darmstädter Gespräch, 1951, blz 88-102

"Im Retten der Erde, im Empfangen des Himmels, im Erwarten der Göttlichen, im Geleiten der Sterblichen ereignet sich das Wohnen als das vierfältige Schonen des Gevierts. Schonen heisst, das Geviert in seinem Wesen hüten. Was in die Hut genommen wird, muss geborgen werden. Wo aber verwahrt das Wohnen, wenn es das Geviert schont, dessen Wesen? ...Das Wohnen ist...ein Aufenthalt bei den Dingen. Das Wohnen als Schonen verwahrt das Geviert...in den Dingen...Der Aufenthalt...bei den Dingen ist die einzige Weise, wie sich der vierfältige Aufenthalt im Geviert jeweils einheitlich vollbringt. Das Wohnen schont das Geviert, indem es dessen Wesen in die Dinge birgt. Allein die Dinge selbst bergen das Geviert nur dann, wenn sie selber als Dinge in ihrem Wesen gelassen werden. Das Wohnen ist, insofern es das Geviert in die Dinge verwahrt, als dieses Verwahren ein Bauen." blz. 93.

Bovenstaande foto van het raam is genomen aan de voorkant van het koetshuis op het landgoed Rhederoord in De Steeg.

Als je er niet op let, loop je er zo aan voorbij. Een raam is een raam, wel op een bijzondere plaats misschien, want je kunt er zo maar niet bij en of er doorheen kijken. Is dat dan ook de bedoeling of heeft het raam een geheel eigen functie, anders dan we gewoonlijk aan ramen toekennen? Immers een raam geeft de mogelijkheid om er door heen te kunnen kijken en wel tweezijdig van binnen naar buiten en vice versa. Blijkbaar is dat hier niet direct de bedoeling, maar waarom?

Wil je er niet gehaast aan voorbij gaan, dan moet je er toch even bij blijven stil staan. Stilstaan om er even bij te verwijlen, vandaar dat we dat hier maar eerst aan U willen voorstellen. Dat vraagt een nieuwsgierig en onbevangen waarnemen, want wat valt er te zien aan zo een raamwerk?

Precies hier in het koetshuis bevindt zich dat raam. Een koetshuis op een landgoed met een groot herenhuis diende om de paarden, koetsen en bedienden te huisvesten. Iets ergens huisvesten, is iets een plek, een ruimte gunnen om er veilig en gevrijwaard van onheil te kunnen vertoeven. Niks bijzonders zou je zeggen, een soort voorloper van de garage. Maar dan heb je toch maar dat raam, dat daar ergens ooit werd ingemetseld. Welke functie had en heeft dat raam in dat koetshuis?

Naar het metselwerk kijkend, kan je natellen dat het raam op de verticaal twee taps toelopende sluitstenen telt. Aan weerszijden kan je zowel aan de linkerzijde als aan de rechterzijde van de ovale vorm 21 stenen tellen, in totaal 42 bakstenen. Symbolisch gezien kan je gaan uitzoeken of 42 ergens voor vermag te staan. Die kennis is niet makkelijk voorhanden, tenzij je er thuis in bent. Blijkbaar is in de metselaars wereld dat ergens al of niet bewaard gebleven, getuige de vele soorten en variëteiten met betrekking tot dit soort ramen. Want het raam zelf wordt voorzien van een staand en een liggend kruis, omsloten door een ovaal kozijn met in het midden een klein ovaaltje, in zijn geheel een acht vorm, een 'atmal' (at = acht, mal = vorm, daar is ons woord etmaal,van afgeleid: et, at = acht en vorm = 3-ledig, 8 x 3 = 24).

Deze achtvorm hebben we genut als een simplex om complexe dynamieken in beeld te kunnen brengen, we noemen het een diagram en of een dynagram, het verschil laten we hier ter zijde, je kunt dat elders op de website nalezen. Je kunt de vraag stellen wat is de functie van een dia of dynagram en los daarvan wat is de functie van dat raamwerk in een ovale acht vorm? Je kunt echter ook op zoek gaan naar een mogelijke analogie tussen beide raamwerken.

In de getalsymboliek, stammend uit het mythische paradigma, waarin getallen een kwalitatieve verwijzende functie genoten, staat 42 (Wijnhof, Emmen 1995, blz 429) voor het vermogen een 'oordeel' te vormen met betrekking tot 'de overgang tussen twee 'werelden' waarvan de ene zich niet laat uitdrukken in de termen van de andere', tenzij door middel van die achtvorm, als voertuig tussen alle werelden, enerzijds en anderzijds, bovenzijds en onderzijds. In hedendaagse fysische taal, mogelijk een wormgat, zij het van mythische aard. Een raamwerk waardoor sneller dan het licht 'iets', van welke aard dan ook, niet alleen kan binnen stromen, maar ook naar buiten vermag te vlieden, onderscheiden dimensies bemiddelend.

Een raamwerk in de vorm van een ovaal, een vesica piscis, symbool voor een tussenwereld. Een intersectie tussen twee congruente en toch onderscheiden werelden, elk met hun middelpunt op de periferie van de andere wereld. Bemiddeling wordt pas mogelijk in dat elkaar overlappende grensvlak en op dat grensvlak is het raamwerk ingebed.

Wat is dan precies de aard van dat raamwerk? En wel hier een raamwerk in een koetshuis, of überhaupt in vele oude huizen terug te vinden, als je goed 'rond' kijkt. Hier een huis voor edele viervoeters, alwaar ze een veilig onderkomen vinden, een huis gevrijwaard van al hetgeen deze viervoeters niet in hun wezen doet zijn, maar waar ze juist verzorgd en gekoesterd kunnen worden.

De aard van dat raamwerk noemt Martin Heidegger 'das Geviert'. Te vertalen in: het vierkant, in vieren geleed, met vieren gedeeld. Een vierledig vierkant als statisch symbool voor het zijn op aarde in een dynamische wereld. 'Das Geviert' symboliseert de fundamentele dimensies van het Zijn, vier dimensies om het Zijn in beeld te brengen. 'Das Geviert' behoedt de relatie tussen 'de hemel en de aarde, de goddelijken en de sterfelijken'. Das Geviert 'ontziet' en 'laat in zijn wezen' deze vierledigheid en biedt haar een thuis, een dôme.

'In het redden van de aarde, in het ontvangen van de hemel, in het verwachten van de goddelijken en in het begeleiden van de stervelingen komt het behuizen tot zijn wezen als het viervoudige verschonen van het Geviert.' (Heidegger, zie bovenstaand citaat)

Ziehier het speelveld tussen hemel en aarde met als tegenspelers de goddelijken en de sterfelijken. Evenwel stelt Heidegger ook vier werkwoorden aan de orde om het spel te kunnen spelen: redden, ontvangen, verwachten en begeleiden. Vier werkwoorden die het geschieden in en door deze vierledigheid tot uitdrukking brengen. Heidegger reikt woorden aan om het verschonen, het vrijwaren in 'das Geviert' tot haar recht te laten komen als het behoedzaam doen geschieden van werkelijkheid, van wat in 'das Geviert' naar hun eigenste wezen zich wil verwerkelijken. Dat hoeden en verzorgen vraagt een stilstaan bij de dingen om het te laten geschieden. Het de tijd en de ruimte te geven om op verhaal te komen opdat ze kunnen verhalen en zich kunnen voegen in het grote Verhaal.

Dit mythische bevinden staat radicaal tegenover het ontologische bevinden waarin de maakbaarheid van de werkelijkheid, in haar grenzeloosheid, juist de grenzen van 'das Geviert' weer doet herleven in het bewustZijn. 'Das Geviert' brengt in her-Innering hoe het exterieur weer verbonden moet worden met het interieur, dat betreft geen black box. Daartoe dient het raamwerk in het koetshuis; voor éénieder die het zien wil, kan het een appèl vormen om twee onherleidbare dimensies, in deze geest en materie, te verbinden, in het dagelijkse werk, met al hetgeen de mens onder zijn hoede wenst te nemen.

Het raamwerk biedt in 'das Geviert', zie het liggende vierkant in het raamwerk, niet alleen een werkraam, maar evenzeer ook een denkraam. Dat denkraam hebben we weer opnieuw tot leven gebracht en wel specifiek in deze achtledige vorm. Daarin staat het vierkant in relatie tot het liggende kruis, de twee diagonalen in dat vierkant, de vier schragende peilers in het geschieden van werkelijkheid. Zo kunnen we deze vier werkwoorden, die Heidegger ons aanreikt, ook positioneren in de dynamiek van het ernaar vernoemde dynagram.

Tussen hemel en aarde, verbeeld in de twee taps naar elkaar toelopende sluitstenen, boven voor de hemel en onder voor de aarde, kunnen we vier woorden invoegen die 'das Geviert' instrumentaliseren. Rechtsom vervolgend, in het linksonder kwadrant, het redden van de aarde, in het linksboven kwadrant, het verwachten van de goddelijken, in het rechtsboven kwadrant het ontvangen van de hemel en tot slot in het rechtsonder kwadrant het begeleiden van de sterfelijken. Respectievelijk de vier kwadranten: NO, ZO, ZW, NW, conform de dynamieken autonoom concentrisch, autonoom discentrisch, heteronoom discentrisch en heteronoom concentrisch (M.Lüscher, De vier kleuren mens).

Het raamwerk laat ook een staand kruis zien tussen hemel en aarde, een dynamisch kruis met een verticaal tussen hemel en aarde en een horizontaal tussen goddelijken op oost en sterfelijken op west. Hetgeen we in alle geboortelijkheid (Arendt) verwachten, komt ons uit de toekomst tegemoet en het hetgeen we te begeleiden hebben is, ondanks alle eindigheid, een voltooid tijdelijk bestaan, zodat er iets vruchtbaars achtergelaten mag worden, opdat de aarde zich weer kan redden. Waar de horizontaal hier staat voor de 'dynamische tijd', daar staat de verticaal hier voor de 'statische ruimte'. Met de dimensies hemel en aarde wordt deze ruimte begrensd als onontkoombaar, evenwel vormt zij het speelveld waarop de spelers hun spel behoedzaam kunnen spelen; dat spel wordt alle dynamiek vergund en het zijn wordt pas een worden als daartoe naast het werkraam ook het denkraam benut mag worden.

'Kan het denken zich nog langer aan zijn taak onttrekken, het Zijn te denken, nadat dit in lange vergetelheid verborgen heeft gelegen en juist in het momentane wereld-gebeuren door het wankelen van al het zijnde zich aankondigt?' (Heidegger, Humanismus-Brief an Jean Beaufret)

Werkend en denkend dienen we te 'bouwen' in 'das Geviert', tweeledig te verstaan, enerzijds te koesteren en te verzorgen (hegen und pflegen) en anderzijds nog vorm te geven, te structureren en te ordenen (errichten und einrichten). Daartoe worden we omhuld en of afgegrensd als een dynamisch veld in wording. Het spreekwoordelijke 'veld' in hetgeen we zowel op micro als macroniveau ontwaren. Dat veld, als raamwerk, vormt een werkraam en een denkraam, met in haar 'midden' een kleiner veld, alwaar het werken overdacht en doordacht dan wel het denken uitgewerkt en doorgewerkt kan worden. Het 'stilstaan' (Aufenthalt) bij de dingen vraagt tijd en ruimte om werken en denken op elkaar te laten inwerken.

'Het 'midden' duidt op een vrijplaats - een oponthoud - die door niets werkelijks wordt bezet en waardoor een verhouding van de mens tot de werkelijkheid en in zekere zin van de werkelijkheid tot zichzelf mogelijk wordt'. (Chrisjan Bremmers, Overgankelijkheid. Heideggers ontwerp van een fundamentele ontologie en de kwestie van de ethiek, z.p., Damon, 2000, p. 265.)

Dit inwerken vraagt echter ook een je bewust worden van die twee onherleidbare werelden, waarvan de ene zich niet laat uitdrukken in de termen van de andere. Uitgebeeld in de 2 x 21 stenen. Evenwel dien je voortdurend rekenschap te geven van een mogelijke en noodzakelijke overgang tussen deze twee werelden, dimensies, hemel en aarde, geest en materie. 'Want het vierledige stilstaan in 'das Geviert' vraagt voortdurend om een verblijf bij de dingen als de enige wijze waarop het viervoudig verblijf in 'das Geviert', zich telkens een eenheid vormend, tot zijn volheid kan worden gebracht' (Heidegger, zie bovenstaand citaat). Het raamwerk vormt nog elke dag een appèl aan hen, die het niet alleen kunnen zien en begrijpen, maar ook willen verstaan door er hun werk van te maken.

42 is gestalsymbolisch gezien een heel wonderlijk getal, op velerlei wijze in tal van tradities terug te vinden: o.a. Egyptisch, Joods, Grieks en in de Vimalakirti-Sutra uit het Mahayana waar gesproken wordt over de 42 stromen van de Ganga, in vele opzichten een levensader. Kortom een universeel symbool die de grens overgang markeert tussen binnen en buiten, tussen geest en stof, tussen twee dimensies en daarmee wordt het raamwerk, in artesS taal, het dia- en of dynagram, aangeduid als het voertuig tussen deze onderling onherleidbare dimensies. Wie dit voertuig leert hanteren, wordt een Hermes, een verbinder tussen bovenwereld en onderwereld, met daartussen onze wereld, drieledig gesitueerd op de verticaal. In dit raamwerk als bijzonder detail terug te vinden in de kleine ovale ci