Cyclus seizoenen
Wanneer we tijd en ruimte, subject en object betrokken bijeenbrengen in een gram krijgen we het volgende plaatje waar we de cyclus van de seizoenen op beide halfronden polair in beeld brengen.
Zowel het dynagram (blauw) op het zuidelijk halfrond als op het noordelijk halfrond geven de subjectbetrokken positie weer van de waarnemer (rood poppetje).
Op het noordelijk halfrond ziet de waarnemer de zon links opkomen in het oosten en rechts ondergaan in het westen. De zon gaat van links naar rechts.
Op het zuidelijk halfrond ziet de waarnemer de zon rechts opkomen in het oosten en links ondergaan in het westen. De zon gaat van rechts naar links.
Ondanks het verschil in noord en zuid voor de waarnemers (op het noordelijk en zuidelijk halfrond) blijft de ochtend aan het oosten verbonden en het westen aan de avond. Zo ook respectievelijk de opkomst en ondergang van de zon in de dagloop en wat betreft de jaarloop zien we een zelfde dynamiek: lente met een stijgend zonneboog en de herfst met een dalende zonneboog.
Stijgen (verschijnen) en dalen (verdwijnen) van de zonnebaan plaatsen we op de horizontale as, daar waar we ook proces en tijd in beeld brengen.
Op de vertikale as zien we wel een verschil: voor het noordelijk halfrond verbinden we de zomer aan het zuiden en voor het zuidelijk halfrond wordt de zomer aan het noorden gekoppeld. Wel blijven de zomers warm (gerelateerd aan de zonne stand tussen steenbokskeerkring en kreeftskeerkring) en de winters koud (gerelateerd aan zowel de koude noord-pool als de koude zuid-pool), c.q. mede afhankelijk van lichtinval: schuine stand van de aard-as en de positie van de aarde in een baan om de zon).
Aangezien de jaarloop modelmatig in maanden en dagen wordt verdeeld, is het willekeurig op welke datum de seizoenen plaats vinden. Tussen het noordelijk en zuidelijk halfrond zien we een spiegeling. Als voor de waarnemer op het noordelijk halfrond in maart de lente begint, begint op het zuidelijk halfrond voor de waarnemer de herfst enz.
Zo zie je tussen werkelijkheid en model deels overeenkomsten en deels verschillen. Wanneer we modelmatig werken, hebben we de verbanden (proces, inhoud, positie en betrekking) gekoppeld aan de con-figuratieve componenten (windstreken en windrichtingen: Oost, Zuid, West, Noord). De werkelijkheid is complexer dan het model. Het model is niet de werkelijkheid, maar probeert een aantal dynamieken (functies) uit de werkelijkheid consistent en coherent weer te geven en te onderzoeken.