16. Organogram Incubator matrix
In dit organogram beschrijven we hoe alles wat aanvangt feitelijk nog uitgebroed moet worden. Soms een couveuse van node heeft alvorens het project tot leven kan komen. Heel veel processen vragen om een soort van incubatie periode vooraleer het kan verschijnen. Binnenskamers dient dan nog heel veel werk verzet te worden alvorens je de bühne op kan.
Om te kunnen incuberen heb je de nodige tools nodig, zoals een couveuse of broedmachine dat ook feitelijk faciliteren. Minstens warmte, in velerlei vormen, mag je wel zeggen. Voor het uitbroeden van eieren heb je naast een bepaalde periode ook fysieke warmte nodig, willen ze tot leven komen, zodat een kuiken zich kan ontwikkelen.
Metaforisch gezien, moet elk ei, hoe euforisch ook ontvangen, nog uitgebroed worden, wil het ook hét ei van Columbus worden. We stellen ons voor, dat we als artesS gemeenschap zelf een soort van broedmachine dienen te vormen, willen we werkelijk figuurlijk ronde eieren of grammen systeem dynamisch tot leven kunnen wekken.
Daartoe trachten we vier aandachtsgebieden te formuleren: fieldwork analoog aan research dynamics, toolwork analoog aan human dynamics, classwork analoog aan organisation dynamics en framework analoog aan system dynamics.
Al doende leren in een veilige warme setting vraagt een heel eenvoudig beginnen, bijvoorbeeld middels een veld opstelling. Niet dat een veld opstelling leiden eenvoudig is, integendeel, het vraagt een thuis zijn in het framewerk van systeem dynamiek. Dat wil zeggen je kunt alle posities en dynamieken analoog lezen aan de hand van wat zich voordoet in relatie tot mogelijke inzetbare optieken en of concepten, die reeds gemodelleerd staan als een verbindend patroon, een framework.
Het vormgeven aan een systeem dynamisch gefundeerd framework is geen sinecure en nog steeds een jonge tak van systematiek, nauwelijks een halve eeuw oud. In de bieb vind je een poging om onderscheiden disciplines intra-disciplinair uit te werken alvorens ze inter-disciplinair te kunnen relateren om zo doende kennisgebieden te integreren.
In een veldopstelling dien je met zijn allen voor waar te nemen wat zich voordoet, experience based, op alle niveaus, mede afhankelijk van een zorgvuldig geformuleerde vraagstelling. Met zijn allen wil zeggen, dat je minstens een relevant groepje, zo je wil in teamverband, van node hebt om de posities in het veld ook voldoende te kunnen bemensen.
De methodische regels voor een veld opstelling hebben we na jarenlang research, al doende, proefondervindelijk, kunnen vaststellen en uitgewerkt in 4 x 4 stappen, zie elders.
Een veld leren lezen, vraagt dus om een zorgvuldige methodische gang, zoals ook elk onderzoeksproces vooronderstelt, wil er werkelijk iets uit kunnen verschijnen waar je ook iets aan kunt verbinden. Onderzoek in een veldopstelling versterkt het community leren, corporate learning, de wij-ruimte, het coöperatieve samenwerkingsverband. Immers een organisatie, al of niet in teamverband, gedijt op een interactieve werkvloer.
Diagonaal tegenover fieldwork staat classwork. Hetgeen je samen onderzoekt, dien je ook met elkaar te toetsen, te beoordelen, juist door elkaar te bevragen en niet te veroordelen. Wat begrijpt de ander wat ik nog niet kan inzien; dus tracht te luisteren, niet om vervolgens je eigen gelijk er in te kunnen rammen, maar om eerst zorgvuldig vragend te achterhalen wat de ander werkelijk conceptueel voor ogen heeft.
Classwork vraagt een helder en duidelijk leren denken op grond van argumenten, gestaafd door voorhanden waargenomen (sense based) feiten, oorzaken en verbanden. Gewoonlijk kun je van alles aan elkaar redeneren, maar het vraagt juist de kunst om met elkaar een soliede redenering op te zetten, die eenieder én kan volgen én ook kan accorderen. Hoe en waarom op een ordentelijke wijze én feiten al of niet correct verbinden met mogelijke ideeën én uitzoeken hoe ze eventueel conceptueel in een samenhangend verband gedacht kunnen worden.
Het is de vorm van team-learning als je je realiseert dat werkelijke complexe processen vragen om het kunnen samenbrengen van afzonderlijke disciplines. In klasse verband dient men alle optieken van alle betreffende disciplines inter-actief te kunnen integreren, dat vraagt een geheel nieuwe vorm van denken, waarin naast een geschoold analytisch vermogen ook een geschoold synthetisch vermogen aan de orde dient te komen.
Classwork staat ook op het kwadrant alwaar we toetsenderwijs concepten vormen. Class staat ook voor klasse, een bepaalde verzameling; wordt het concept gevormd door begrippen die al of niet behoren tot een bepaalde klasse. Want we mogen geen peren met appels vergelijken. Dat klinkt simpel, maar de praktijk laat het tegendeel zien. Vandaar vraagt gegrond onderzoek collegiale toetsing.
Tot nu toe hebben we de drie beschreven vormen, fieldwork, framework en classwork enigszins beschreven, rest ons nog toolwork aan te kaarten. Eenieder leert anders, werkt anders, onderzoekt wellicht ook anders, er zijn vele wegen te bewandelen. De ene is meer een beelddenker, de ander meer een begripsdenker, zo zijn er ook verschillende leerstijlen, die we in acht dienen te nemen, kortom, human dynamics. Zoveel hoofden, zoveel zinnen, zoveel plaatjes, zoveel optieken, hoe breng je ze bij elkaar tot een 360° scope.
Eenieder werkt bewust en of onbewust vanuit een bepaalde optiek, bril, paradigma. Het is de kunst om dat plaatje, van elkaar, met elkaar bewust te worden, naar buiten te brengen, zodat je in principe je aanleert om die bril af te kunnen zetten om met andere ogen vanuit een andere bril te kijken naar hetgeen zich voordoet. Helaas zit bij menigeen die bril niet op de neus, maar ingebakken in de eigen lenzen, dus ho maar dat afzetten. Sterker nog, velen hebben niet eens in de gaten dat ze vanuit een bepaalde bril, icon based, naar de werkelijkheid kijken.
Met toolwork duiden we dus op de kunst om werktuigelijk ook te leren omgaan met die onderscheiden ingebakken of ingesleten optieken. Realiseer je dat we, neurologisch gezien, slechts voor 1/10 deel echt waarnemen en voor 9/10 deel voor waar nemen wat we graag willen zien. Nou dan is het dus zaak de ander als een tool te nutten om vanuit die bril ook daadwerkelijk haar/zijn eigen film op het scherm te projecteren.
Dankzij het vermogen, online, duizenden conceptuele plaatjes te vinden, is er ogenschijnlijk voor elk wat wils op de online marktplaats. Dat kan je afwijzen, maar dat kan je ook benutten. Heel snel wordt dan duidelijk wat iemand ziet of meent te zien. Zie in het onderzoek zo snel als mogelijk die verborgen plaatjes aan het licht te brengen, dat werkt ontnuchterend, zo is onze ervaring.
Over ervaring gesproken, als je zelf je incubator kunt faciliteren, dan wordt het mogelijk ook anderen in dat leerproces te doen incuberen, alvorens ze de markt op gaan. Dat vraagt een strategisch zicht op het te benutten instrumentarium, waar en wanneer zet je het operationeel in, weet je ook waarom? Dien je gezien de actualiteit van elke incubator niet juist ook tactisch, het hoe betreffend, te manoeuvreren, wil het broedproces niet verstoord worden.
Omgekeerd, je kan nog zo tactisch manoeuvreren, de actualiteit heeft altijd het laatste woord. Vandaar dat we graag werken met een actueel, wie ervaart wat, werkende veldopstelling, die altijd laat zien wat zich voor doet, hier en nu. Dat ook te kunnen hanteren, vraagt om een wie, die kan lezen en schrijven met een systeem dynamisch framework.